De eilandengroep Krakatau was onbewoond en weinig bekend. - De Tocht van Verbeek in 1880. - Reisverhaal van Vogel in 1681. - De uitbarsting van 1680. - Onderzoek van Mr. N. P. van den Berg. - De rust gedurende twee eeuwen. - De bijzondere ligging van Krakatau. - De Soenda-dwarsspleet. - De voorteekenen. - De aardbeving van 1 September 1880. - De Karbouw, die Java draagt. - De inlanders gedurende eene aardbeving. - Is de mensch de 'heer der schepping ?' - Het artillerie-salvo te Buitenzorg ter eere van de geboorte van H. K. H. Prinses Wilhelmina. - Schade door de aardbeving aangericht in Lebak. - De vuurtoren op Java's Eerste punt breekt door. - Geen verdere waarschuwingen. - De uitbarsting van 20 Mei 1883. - De Kanonnade. - Het verhaal van Ds. Heims' wedervaren op de 'Elisabeth'. - De pic-nic met het S. S. 'Gouverneur-Generaal Loudon' naar Krakatau. - De beklimming van den vulkaan Perboewatan op Krakatau. - Indruk van den mijn-ingenieur J. A. Schuurman. - Aardbeving langs Straat Soenda. - Krakatau de 'great attraction' in Straat Soenda. - Kapitein Ferzenaar, de laatste mensch die het Noorden van Krakatau heeft betreden.
Hoewel sedert eeuwen honderden schepen jaarlijks door Straat Soenda varen, waren de eilanden, die men de groep van Krakatau kan noemen, weinig onderzocht. Deze eilandengroep bestond uit Krakatau, Verlaten-eiland, Lang-eiland en het Poolsche Hoedje. Geen dezer eilanden is ooit bewoond geweest. Van tijd tot tijd werden zij bezocht door inlanders, die er boschproducten verzamelden en door visschers, die het anker uitwierpen langs hunne kusten, ten einde daar den nacht door te brengen.
De hydrographische opname van Straat Soenda geschiedde natuurlijk met het oog op de scheepvaart; van het vaarwater benoorden en bezuiden de Krakatau-groep bestaan dan ook zeer nauwkeurige opnemingen, maar van de eilandengroep zelve geven ons noch Hollandsche, noch Engelsche zeekaarten een nauwkeurig beeld.
Er bestonden namelijk slechts terreinschetsen van deze eilanden, die met elkaar groote afwijkingen vertoonen.
Op het eiland Krakatau zelf waren drie bergen. De Zuidelijkste berg was een steile vulkaan de Rakata geheeten, de middelste berg droeg den naam van Danau, terwijl de Noordelijkste berg van Krakatau Perboewatan werd genoemd.
Het eiland was moeilijk begaanbaar, door de verbrokkelde gesteenten en het weelderige tropische plantenkleed, dat het geheele eiland bedekte.
Dat wij iets weten van de gesteenten, waaruit Krakatau bestond, hebben wij uitsluitend te danken aan Verbeek. ‘Van de gelegenheid, dat het stoomschip Egeron in 1880 een tocht deed naar den Vlakken Hoek, in het belang van den dienst der bebakening en kustverlichting, maakte ik’ - zegt Verbeek in zijn standaardwerk, - ‘gebruik om die plaats en den fraaien toen juist opgerichten vuurtoren aldaar te bezoeken. Op de terugreis naar Batavia was het mij vergund een kort bezoek te brengen aan enkele eilanden van Straat Soenda.’
Onder deze eilanden behoorde ook Krakatau; en hoewel het oponthoud op al de 5 eilanden slechts eenige uren duurde, heeft dit bezoek van Verbeek ons onschatbare gegevens verschaft over de vulkanische natuur van Krakatau.
De berichten, die wij over Krakatau als vulkaan bezitten, klimmen slechts twee eeuwen op. Op de Westkust van Sumatra werd in de 17de eeuw door de Oost-Indische Compagnie in de afdeeling Painan de goud- en zilvermijn Salida ontgonnen. Daar er in patria geen personen te vinden waren, die met het ontginnen van mijnen vertrouwd waren, stelde men herhaaldelijk Duitschers aan, die met den mijnbouw bekend waren. Een hunner, Johann Wilhelm Vogel, publiceerde in 1690 eene reisbeschrijving in het Duitsch, waarin wij het volgende aantreffen over zijne reis van Salida naar Batavia:
"Den 26sten Januari 1681 gingen wij met een favorabelen Oostenwind onder zeil en kwamen den 1sten Februari door Goddelijke hulp voor den mond van Straat Soenda, waar ik met verwondering zat dat het Cracketow, dat zich op mijne heenreis naar Sumatra geheel groen en lustig met boomen presenteerde, nu echter als geheel verbrand en woest voor onze ogen lag en op vier plaatsen groote vuurbrokken uitwierp."
"En toen ik den scheepskapitein vroeg, op welken tijd genoemd eiland gesprongen was, zoo berichtte hij mij dat dit in Mei 1680 geschied was. Hij was toen juist van de reis van Bengalen gekomen, had grooten storm uitgestaan en ongeveer 10 mijlen van het eiland eene aardbeving in zee bemerkt. Hierop was een ontzettend donderen en kraken gevolgd, en hij had daaruit vermoed, dat er een eiland of anders een stuk land gebarsten was. Kort daarop, toen hij dichter bij den mond van Straat Soenda was gekomen, was hij gewaar geworden, dat eiland Cracketow gebarsten was en dat zijn vermoeden hem niet bedrogen had. Want hij had met al het scheepsvolk den sterken zwaveldamp zeer duidelijk geroken, en de steenen van het gesprongen eiland, die in zee gedreven waren, welke zeer licht waren en er als puimsteen uitzagen, werden door de matrozen met wateremmers uit de zee geschept en als rariteit opgevischt. Hij toonde mij zulk een steen, grooter dan een vuist."
Dit reisverhaal is eigenlijk de eenige mededeeling, die boven twijfel verheven is, over eene werking in de vulkanen van Krakatau.
In Mei 1680 heeft dus eene uitbarsting plaats gehad. Maar dat zij weinig opvallend is geweest, blijkt daaruit, dat in ‘het Dagregister van het kasteel Batavia’, nergens eenig bericht over die uitbarsting te vinden is, hoewel bij de aankomst van elk schip op de reede van Batavia in dat dagregister al het merkwaardige werd opgeteekend, dat de kapitein op reis ondervonden of vernomen had.
Met behulp van dit ‘Dagregister’ kon de Heer Mr. N. P. van den Berg echter controleeren of inderdaad het schip ‘Aerdenburgh’, waarmede Vogel in 1681 zijne reis deed van Salida naar Batavia, in 1680 uit Bengalen komende te Batavia is aangekomen. Dit bleek werkelijk het geval te zijn, zoodat de kapitein volkomen waarheid sprak, toen hij aan Vogel vertelde, dat hij in Mei 1680 voorbij Krakatau gevaren was. Waarom zullen wij hem nu ook niet gelooven, als hij vertelt, dat hij eene vulkanische uitbarsting heeft bijgewoond?
Door John Webber, de tekenaar die meereisde met James Cook op zijn derde reis, die Krakatau aandeed in februari 1780.Na 1680 heeft Krakatau zich 200 jaar rustig gehouden. Wij kunnen dit gerust aannemen, daar Straat Soenda zulk een verbazend druk vaarwater is, dat er sedert dien tijd bijna geen dag geweest is, dat er niet een schip is voorbijgevaren. En daar bovendien het bericht der uitbarsting van 1680 slechts op één reisverhaal steunde, behoorde langzamerhand Krakatau in het oog der menschen tot de uitgedoofde vulkanen. Te midden der vulkaanreuzen van Java en Sumatra, die nog zoo onvolledig bekend zijn, schonk schier niemand eenige aandacht aan dat kleine, steile, groene eilandje, met zijn slechts 882 M. hoogen vulkaankegel. Weinig Europeanen drongen ooit door in de dichte bosschen, die, na de uitbarsting van 1680, weldra het geheele eiland beschermden tegen een onbescheiden bezoek. Een Engelschman, de Heer W. B. Pearson, thans te Padang wonende, liet zich eens op Krakatau brengen om te jagen; de gezagvoerders van de schepen der Kon. Ned. Marine of der Royal Navy, die de zeekaarten vervaardigden van Straat Soenda, bezochten niet het binnenland. Het eenig bewijs van eene vulkanische natuur is de warme bron, die de Engelsche zeekaart op het eiland aangeeft.
---
Zoo speelde Krakatau op meesterlijke wijze gedurende twee eeuwen de geveinsde rol van uitgebluschten vulkaan.
Duizenden en nog eens duizenden schepen verkenden hem. Honderdduizenden Europeanen aanschouwden met verrukking, zonder eenige vrees, zijn bedriegelijk groen plantenkleed, als zij Straat Soenda bevoeren, en geen hunner werd door eene geheime stem gewaarschuwd voor de geweldige krachten, die dáár geketend waren.
Een woord van bewondering kunnen wij niet nalaten te uiten voor het genie van Verbeek, die, hoewel hij nooit kon vermoeden, dat dit verlaten plekje zulk een rol zou spelen, toch reeds in 1881 wees op de bijzondere ligging van Krakatau, op het punt waar de vulkaangordels van Java, Sumatra en Straat Soenda elkaar ontmoeten.
"Wie weet of in overoude tijden de scheiding van Java en Sumatra, de vorming van Straat Soenda, niet tot stand is gekomen ten gevolge van vulkanische werking in dit brandpunt van het vulkanisme van Insulinde?" Deze opmerking maakt de Engelsche geoloog Professor Judd eenige jaren na de uitbarsting. Maar Verbeek wees reeds op de ligging van Krakatau, terwijl alles nog rustig was, toen zeker weinig vermoedende welk eene schitterende bewijsvoering het eiland zelf hem weldra zou verschaffen.
---
Het bestaan van eene scheur of spleet in de aardkorst in Straat Soenda is, zooals ik zeide, opgemerkt door Verbeek in 1881. Op deze scheur - de Soenda-dwarsspleet genoemd - liggen, behalve de vulkanen van Krakatau, ook de Pajong-vulkaan bij Java's Eerste punt. Wat is er natuurlijker dan dat de uitbarstingen van het vulkanisme der aarde bij voorkeur langs zulk eene spleet plaats vinden! Wordt niet het water beschouwd als de groote beweegkracht van deze verschijnselen en kan het water niet zeer gemakkelijk langs zulk eene spleet toevloeien naar de onderaardsche ruimten, waar wij gesmolten stoffen vinden van hooge temperatuur? Zal het water zich daar niet in stoom veranderen en in eene afgesloten ruimte opgesloten eene hooge spanning aannemen? Als men nu eens veronderstelt, dat die stoom van hooge drukking gemeenschap heeft met de kraterpijp van een vulkaan, die geheel met lava gevuld is, dan zal het van de spanning van den stoom afhangen, of er eene uitbarsting plaats heeft ja dan neen.
De vulkanen van de Soenda-spleet zijn twee eeuwen lang in rust geweest: dit bewijst alleen, dat de gemeenschap van het water der zee met de onderaardsche ruimten gedurende dien tijd moeilijk geweest is.
Van 1880 tot 1883 heeft men echter vele aardbevingen opgemerkt langs onze spleet. Deze aardbevingen zijn waarschijnlijk veroorzaakt door onderaardsche verplaatsingen of verschuivingen van grond, die de groote uitbarsting van Krakatau hebben voorbereid, daar zij den toevoer van water hebben vergemakkelijkt.
De hevigste dezer noodlottige voorteekenen was de aardbeving van 1 September 1880. Deze dag blijft in mijn geheugen opgeteekend, want het was de eerste maal, dat ik getuige was van eene aardbeving, Nauwelijks eenige maanden in Indië zijnde, was ik naar Lebak gezonden ten einde een tracé te zoeken voor een rijweg, die de Zuidelijke gedeelten der residentie Batavia en Bantam zou moeten verbinden.
Het is bekend, dat volgens de Grieksche mythe de reus Atlas de aarde op zijne schouders draagt.
Een karbouw in West-Java.De Soendaneezen in het binnenland van Bantam gelooven, dat het eiland Java op dezelfde wijze wordt gedragen door een karbouw of buffel. Van tijd tot tijd beweegt zich dat dier: vandaar de aardbevingen. Maar wanneer de vermoeide buffel zijn last afwierp, zou het eiland Java in de zee verdwijnen. Als er dus eene aardbeving gevoeld wordt, werpen de inlanders zich neder en kussen den grond, terwijl zij uitroepen: ‘aja, aja’; hetgeen zeggen wil: ‘wij zijn er ook nog.’ Zoodoende hopen zij, dat de buffel, die een huisdier is, begrijpen zal, dat het zijn plicht is nog den last van 't eiland Java te blijven torschen.
Er zijn in Indië weinig huizen van twee verdiepingen. Bijna allen zijn gelijkvloersch. De assistent-residentswoning te Buitenzorg heeft echter twee verdiepingen. De bureaux zijn op den ‘rez de chaussee’ en de woning zelve is ‘au premier’. Het is duidelijk, dat een waarnemer, die boven in den grooten mast van een vaartuig is geklommen, de slingeringen, veroorzaakt door de golven, veel sterker zal gevoelen dan iemand, die op het dek staat. Evenzoo is er een groot verschil tusschen de uitwerking van eene aardbeving, of men haar waarneemt op de eerste verdieping dan wel op den beganen grond.
Den 1sten September 1880 was ik op de eerste verdieping van de assistent-residentswoning te Buitenzorg. Nooit zal ik het vreemde gevoel vergeten dat ik ondervond op het oogenblik toen ik voor het eerst van mijn leven de muren van het vertrek verscheiden malen zag bewegen, terwijl de voorwerpen op de meubels gelegd of tegen den wand opgehangen ter aarde vielen en in wanorde door de kamer rolden.
Wat gevoelt de mensch zich dan klein en hoe zeer beseft hij, hoe onjuist de titel is, dien hij heeft aangenomen van ‘heer der schepping.’ De aardbeving had overigens voor Buitenzorg geen verdere gevolgen. Den volgenden morgen vroeg vlogen allen met schrik uit bed, want plotseling dreunde er een kanonschot. Allen meenden, dat het een onderaardsch geluid was, zekere voorbode van nieuwe aardschokken. Daar dreunde weder een schot - en nog een. - Ja het waren werkelijk kanonschoten die elkaar met gelijke tusschenpoozen opvolgden: zij verkondigden der bevolking de per telegraaf ontvangen heugelijke tijding, dat er in patria een oranjetelg geboren was.
Het was het gebruikelijke artillerie-salvo ter eere van de geboorte van H. K. H. Prinses Wilhelmina der Nederlanden, die den 31sten Augustus 1880 te 's-Hage het levenslicht aanschouwd had.
De aardbeving van 1 September 1880 is in Bantam vrij wat sterker gevoeld dan te Buitenzorg. Te Rangkas Betoeng, de hoofdplaats van Lebak, scheurde de controleurswoning, terwijl van het huis van den assistent-resident een gedeelte van den gevel instortte. Op Java's Eerste punt echter brak de steenen vuurtoren midden door; het bovenste gedeelte knapte af en moest later worden afgebroken. Daar was de aardbeving het sterkst.
Men heeft, eerst na de uitbarsting van Krakatau, deze aardbeving leeren beschouwen als een voorbode van vulkanische ontwikkeling. Want na den 1sten September 1880 werden er wel gedurende de volgende jaren aardbevingen in Bantam gerapporteerd, doch ze waren van zeer geringe sterkte, en niet buitengewoon veel in getal. Ja, in de eerste maanden van 1883 heerschte er in geheel Indië veeleer betrekkelijk vulkanische rust.
In de maand Mei 1883 lette niemand bijzonder op eenige lichte aardbevingen die vooral in den omtrek van Straat Soenda, te Ketimbang op Sumatra, en op Java te Anjer en op Java's Eerste punt werden waargenomen.
Den 20sten Mei 1883, begon 's morgens te Batavia en te Buitenzorg een kanongebulder. Ditmaal was er echter geen prinsesje geboren, zooals in 1880; de kanonschoten waren vergezeld van dreuningen en trillingen, die soms een uur duurden. Die schoten werden steeds heviger en zij hielden twee dagen en twee nachten aan.
Men verkeerde gedurende al dien tijd in de grootste onzekerheid, waaraan die geluiden waren toe te schrijven. Het denkbeeld van eene werkelijke kanonnade was natuurlijk al te ongerijmd, hoewel de geluiden meer geleken op kanonschoten dan op iets anders. Maar er heerschte ‘vrede op aarde’ ten minste in den omtrek van Batavia.
Als men het oor op den grond legde, hoorde men gedurende de hevigste schoten geen onderaardsch geruisch. De magnetische instrumenten op het metereologisch instituut te Batavia vertoonden geene afwijkingen. Men hoorde wel is waar de schoten in de richting van Straat Soenda, maar uit Serang, Anjer en Merak, die dichter bij Straat Soenda liggen, seinde men, dat er geenerlei geluid gehoord werd. Welke vulkaan was nu de schuldige? De Bantamsche vulkanen bleken rustig te zijn. Uit Sumatra werd getelegrapheerd, dat ook daar alle vulkanen in rust waren.
Weldra werden de hoorders der kanonschoten uit hunne onzekerheid verlost door de rapporten der schepen, die door Straat Soenda waren gevaren.
De beste beschrijving van hetgeen er eigenlijk in die dagen gebeurd was hebben wij te danken aan den scheepspredikant Heims, die aan boord was van de Duitsche oorlogscorvet ‘Elisabeth,’ onder commando van den kapitein ter zee Hollmann.
De ‘Elisabeth’ had twee jaren doorgebracht in de Japansche en Chineesche wateren en was op de terugreis naar Duitschland. Zij deed den 20sten Mei 1888 de reede van Anjer aan, en zette onmiddellijk daarna hare reis naar Europa voort door Straat Soenda.
Wij geven nu het woord aan Ds. Heims.
---
"Nadat wij van Anjer weggestoomd waren, ging alles aan boord op dezelfde wijze als elken Zondag.
De bemanning was op het dek opgesteld en werd geïnspecteerd. Op het achterdek stonden de officieren in Zondagstenue met sjerp, steek en sabel. Plotseling bemerkte men onder de officieren en op de commando-brug eene zekere opschudding. Kijkers en hoofden werden over de verschansing gericht naar het land, dat men zooeven verlaten had, waar de kust van Sumatra en Java voor het gezicht bijna ineensmolt met het kleine eiland Krakatau. Juist dáár steeg eene glanzend witte rookzuil met groote snelheid op, die in korten tijd, volgens meting, eene hoogte van elf duizend meter bereikte, en die wit als sneeuw afstak tegen den blauwen, helderen hemel. Die zuil zag er uit als eene gigantische witte koraalmassa van wigvormige gedaante, of als eene reusachtige bloemkool, behalve dat hier alles in beweging was. Uit de afzonderlijke, dicht op elkaar gedrongen en over elkaar liggende ballen van stoom, kwamen telkens nieuwe draaiende massa's aan de bovenkant en op zijde te voorschijn, maar toch bleven de omtrekken van de zuil, die steeds grooter werd, scherp begrensd. Vervolgens begon de top zich naar ons toe te neigen en het scheen alsof de wind hem daar in de hoogte voortdreef; maar toen werden er weer nieuwe wolken met onweerstaanbare kracht vooruitgeschoven, die te vergelijken waren met de achtereenvolgende rookzuilen uit den schoorsteen van eene bovenmenschelijk groote, stilstaande locomotief.
Van lieverlede mengden zich donkere kleuren in de witte schittering van den stoom. Van onderen stegen namelijk zwartachtige strepen naar boven, vooral aan de eene zijde; aan de andere zijde echter vertoonde zich eene roodachtige kleur.
Langzamerhand ontstond een breed, blauw-groen gordijn, evenals eene machtige, donkere, waaiervormige onweerswolk, van boven breed en van onderen smal, die alles overdekte.
Wij waren getuigen van eene geweldige vulkanische uitbarsting, die op het eiland Krakatau plaats greep. Geluiden werden niet vernomen.
In alle geval konden wij tevreden zijn met de ons bewezen attentie, en met de grootschheid van het daar opgestelde afscheidssignaal. De laatste blik op Azië was voldoende imposant.
De godsdienstoefening, die elken Zondagmorgen aan boord gehouden wordt, duurde drie kwartier.
De hemel, bij den aanvang nog zoo helder, was reeds voor het grootste gedeelte betrokken; in het Oosten zag het er donker uit. Des namiddags kwam de gewenschte Zuid-Oost-Passaat zóó sterk opzetten, dat wij de hoop koesterden spoedig het vuur der machine te kunnen uitblusschen en verder te zeilen, maar meer en meer betrok de hemel, totdat hij geheel en al bedekt was met eene gelijkmatig grauwe wolk. Over de natuur van deze wolk zouden wij niet lang in de onzekerheid verkeeren. Met den wind mede, te loever, kwam van uit zee een zeer fijne aschregen mede, die als eene grauwe, geelachtige, fijn verdeelde massa overal indrong en zich als een dun witachtig laagje over het schip uitbreidde, en die in den loop van den avond, evenals rijp, het dek en het tuig bedekte.
Een houtsnede, naar een foto genomen op 27 mei 1883, verschenen in het tijdschift The Graphic te Londen op 11 augustus 1883.Aan de overzijde was het donker geworden. De sluier die over den hemel hing, was zoo dicht en gelijkmatig, dat de volle maan gedurende den nacht alleen te herkennen was als een zwak verlicht plekje aan den hemel.
Den volgenden morgen zag Zijner Majesteits Corvet er uit als eene drijvende cementfabriek. Gedempt klonken de schreden van het scheepsvolk in het weeke vulkaanstof, dat door de bemanning verzameld werd, om als poetspoeder te dienen. Boven het schip welfde zich de hemel als een groote klok van matglas of melkglas, terwijl de zon er uitzag als een blauwe kogel. De hemel was hier en daar bedekt met stofwolken, die er als sneeuwwolken uitzagen, terwijl er van tijd tot tijd een regen viel van asch, die op het oog groote overeenkomst met sneeuw vertoonde."
---
De passagiers en de officieren der schepen, die in die dagen door Straat Soenda voeren, waren zoozeer vervuld met het heerlijke schouwspel, dat de vulkaanwolk van Krakatau hun verschaft had, dat geheel Batavia er over in opschudding geraakte. Er werd toen een pic-nic georganiseerd naar Krakatau. De Nederlandsch-Indische Stoomvaart-Maatschappij stelde het stoomschip ‘Gouverneur-Generaal Loudon’ ter beschikking; voor slechts f 25 per persoon kon men den tocht meemaken. Niet minder dan 86 passagiers waren van de partij. De ‘Loudon’ vertrok des avonds van Batavia en kwam den volgenden morgen, den 27sten Mei, te Krakatau aan. Men had een Zondag uitgekozen, opdat niemand door zijn dagelijksch werk zou verhinderd zijn dit feestje mede te maken. Het meerendeel der passagiers bracht een gezelligen dag op Krakatau door. 's Avonds keerde men weer naar Batavia terug. Men ziet hieruit, dat men den vulkaan van Krakatau niet zeer ernstig opnam. Men beschouwde hem als een geschikt doelwit voor een buitenpartijtje. Zooals de Amsterdammers wel eens een Zondag doorbrengen op het rustige eiland Marken, zoo bracht de beau-monde van Batavia een bezoek aan een vulkaan, die in volle werking was! Vele beschrijvingen van dit tochtje zijn gepubliceerd en er zijn toen ook photographieën genomen van den vuurspuwenden berg. Het eiland was voor het grootste gedeelte met puimsteen en asch bedekt en het was volkomen ontwoud tengevolge van een wervelwind. Het bleek, dat alleen de Noordelijkste laagste berg van Krakatau, de slechts 100 M. hooge Perboewatan, werkte. Men had de vermetelheid dezen berg te beklimmen. Te midden van kale, sombere aschheuvelen, gingen de Bataviasche gasten met moeite voort, daar zij tot hunne enkels in de asch inzakten. Eindelijk was de laatste heuvel beklommen en stonden zij op den steilen rand van den kraterwand. De krater zelf vertoonde zich als eene komvormige uitholling, die ongeveer 40 M. lager lag dan de rand. Uit ééne plaats van die uitholling steeg de machtige rookkolom op, onder een angstwekkend gebulder.
Meer over de rapportage door mijningenieur J. A. Schuurman in Krakatau, George C. Hurlbut, R. D. M. Verbeek, in Journal of the American Geographical Society of New York, Vol. 19, 1887, pp. 233-253.Wij ontleenden deze bijzonderheden aan het verslag van den mijningenieur J. A. Schuurman, die deel uitmaakte van het reisgezelschap. Nu wij ons de latere eruptie van Krakatau in de herinnering terugroepen, kunnen wij niet anders dan huiveren, als wij denken aan het ongelooflijke gevaar, waaraan de deelnemers aan de pic-nic naar Krakatau hebben blootgestaan. Want de vulkanen van dit eiland handelen altijd spontaan, zonder de minste waarschuwing. Een enkel onbeteekenend eruptieverschijnsel slechts ware noodig geweest om het geheele gezelschap te vernietigen, zoodat er wellicht nooit een spoor van terug was gevonden.
Maar nu alles goed afliep, keerden zij des Zondagsavonds weder naar Batavia terug in eene stemming, die de Heer Schuurman aldus aangeeft: ‘dankbaar voor het genoten schoons, hadden wij afscheid genomen van een schouwspel, dat zeker op allen een diepen, op velen een onvergetelijken indruk heeft gemaakt.’
Die indruk zou zeker gemengd zijn geweest met ontzetting als zij hadden kunnen weten, waartoe Krakatau in staat was. Juist gedurende den tijd, dat de pic-nic naar Krakatau gehouden werd, bewoog zich de geheele bodem der kustlanden van Straat Soenda. Aardbevingen toch werden gerapporteerd, niet slechts te Telok Betong, en op den vuurtoren van den Vlakken Hoek op Sumatra, maar ook te Tjeringin, te Pandeglang, en op den vuurtoren van Java's Eerste punt. En terwijl dat gebeurde, waagde men zich in letterlijken zin tusschen de kaken van het monster; men beklom zelf den kraterrand!
Te Batavia teruggekomen ging een ieder weer aan zijn dagelijksch werk. Niemand twijfelde er nu aan of de vulkaan van Krakatau was een onschuldig vuurspuwend bergje, zeer geschikt om aan leeken eenig denkbeeld te geven van een vulkaan. Wel is waar brachten de schepen telkens berichten van kleine uitbarstingen, doch de knallen, waardoor ze vergezeld werden, werden veel minder sterk dan vroeger. De aardbevingen tijdens het bezoek der Bataviasche gasten op Krakatau, in Bantam en Sumatra ondervonden, herhaalden zich in 't geheel niet; men vond het een aangenaam denkbeeld, dat men nu aan iedereen, die er belang in stelde, een werkenden vulkaan kon laten kijken zonder eenig gevaar, en men vergeleek gaarne Krakatau met het vulkaan-eiland Stromboli, dat op reis naar Indië onze aandacht trok, en dat, reeds 2000 jaren achtereen, van die kleine, aardige uitbarstingen vertoont, tot groot genoegen van ieder, die er voorbijvaart. Krakatau zou nu voortaan in Straat Soenda de rol spelen van den Stromboli; het zou de ‘great attraction’ zijn van Straat Soenda. Niemand dacht aan gevaar van die zijde.
Intusschen had Krakatau niet stilgezeten. In de maand Juni begon namelijk behalve de berg Perboewatan ook de berg Danau te werken. Den 11den Augustus 1883 werd Krakatau bezocht door den toenmaligen kapitein van den Generalen Staf H.I.G. Ferzenaar, thans luitenant-kolonel. De heer Ferzenaar stond aan het hoofd van de topografische opnemingsbrigade, die destijds bezig was de residentie Bantam in kaart te brengen. Hij bezocht Krakatau met het doel na te gaan, hoe dit eiland zou kunnen worden opgemeten, maar kwam tot het besluit: ‘dat daarvan vooreerst niets kon komen, omdat het meten aldaar nog aan te veel gevaar is blootgesteld.’ Er was toen namelijk nog een derde krater bijgekomen, zoodat er in 't geheel drie punten waren, die werkten. Maar er waren nog bovendien vele plekken op het eiland, waaruit rook opsteeg. De terreinschets, die de heer Ferzenaar toen vervaardigde is van groote waarde; hij is de laatste mensch geweest die ooit dit gedeelte van het eiland betreden zou; 15 dagen na zijn bezoek toch geschiedde de groote uitbarsting; en op de plaatsen, waar Ferzenaar stond, bewegen zich nu de golven der zee, die daar een diepte heeft van honderden meters.