In het Rijk van Vulcaan
R.A. van Sandick,
1890.

HOOFDSTUK V.Aan boord van de “Gouverneur-Generaal Loudon” na de uitbarsting.

Bezoek aan Krakatau. - De vulkanische riffen tusschen Krakatau en Seboekoe gisteren geschapen. - Vulkanische werking aldaar. - Moeilijkheid om zich te oriënteeren. - De opname der marineofficieren Steers en Calmeijer. - De vulkanische werking op Steers- en Calmeijer-eiland, van de "Loudon" waargenomen, wordt door den heer Em. Metzger verklaard te zijn "eene notorische Unrichtigkeit". - Toch is het waar. - Instorting van Krakatau. - De Krakataugroep. - Langzaam verdwijnen van Steers- en Calmeijereiland. - De "Loudon" op de reede van het verdwenen Anjer. - De stomp van den vuurtoren op Java's Vierde punt. - De Anjersche koelies. - De resident Spaan op de plaats waar eens Anjer was. - Hij komt aan boord van de "Loudon". - Wat er te Anjer gebeurd is. - Het lot van Tjaringin. - De dood der afstammelingen van den regent van Lebak uit de "Max Havelaar." - Van Anjer naar 't oude Bantam met de "Loudon". - Bestaat Dwars-in-den-Weg uit 5 stukken? - Het Krakatau-album. - Het lot van Merak. - De ingenieur A. C. Nieuwenhuijs gered. - In de Bantambaai. - Met de "Loudon" naar het Westen. - Aankomst te Kroë, Benkoelen en Padang.

Wij verlieten het stoomschip "Loudon" toen het den 28sten Aug. uit Straat Lagoendie in het ruime sop was gekomen, en het gevaar geweken was. De koers, dien de gezagvoerder verder nam, door Straat Soenda, beoosten en later bezuiden Krakatau, want bij wilde te Anjer de verwoesting van Telok Betong rapporteeren. Toen wij dit eiland aan bakboord hadden, bleek het duidelijk, dat er verband bestond tusschen de verschijnselen, waarvan wij bijna het slachtoffer waren geworden, en den vulkaan op Krakatau, dien men tot nu toe als een aardigheid beschouwde, geschikt als doel voor een pic-nic.

Het eiland n.l. had zich zelf uitgespogen (men vergeve mij de onkiesche uitdrukking, doch ik weet geen betere te vinden) en was grootendeels verdwenen.

Het Noordelijke gedeelte, waar in Mei 1883 de berg Perboewatan werkte, is geheel verdwenen ook het middengedeelte van Krakatau, het Danaugebergte, waar in Juni 1883 eene eruptie begonnen was, heeft hetzelfde lot ondergaan. Maar ook het Zuidelijk gedeelte van Krakatau, de 832 meter hooge berg Rakata, dien wij eergisteren zagen werken, bestaat niet meer in zijn geheel. De grootste helft van den berg Rakata is weggezonken. De berg is letterlijk vertikaal midden doorgespleten en de overblijvende helft van den berg Rakata is alles wat er van het eiland Krakatau over is; het overige is in zee veranderd en als 't ware afgescheurd. Steil, vertikaal verheft zich die halve berg; in den vertikalen wand zag men groote barsten en spleten, die met damp gevuld waren. Van het verdwenen gedeelte steken alleen twee klippen als signalen boven de zee uit.

In zee zelve tusschen Krakatau en Sebesie, waar eergisteren een doortocht was voor vaartuigen, zagen wij duidelijk van de "Loudon" af hooge groote klippen uitsteken, eilanden die gisteren eerst geschapen zijn en die geen menschelijk oog nog ooit aanschouwd heeft.

Terwijl op Krakatau zelf alles in rust scheen, was hier op deze riffen de vulkanische werking nog niet geheel opgehouden. Op acht verschillende plaatsten zag men kolommen van rook, die een zwart middelpunt hebben. Om dit middenpunt vormt zich een witte rand, die grooter wordt, opstijgt tot groote hoogte en verdwijnt, om weldra plaats te maken voor een hernieuwd verschijnsel. Waren dit vulkanische uitbarstingen of hoozen?

Het was natuurlijk niet aan ons op de "Loudon" om die vragen te beantwoorden.

Het was in de eerste dagen in Straat Soenda niet mogelijk zich behoorlijk te oriënteeren ten gevolge van de puimsteenbergen, die het eene schip hier, het andere ginds aantrof. Die drijvende puimsteenvelden zagen er uit als klippen, riffen en eilanden, en de gezagvoerders rapporteerden dus volkomen te goeder trouw wat zij hadden waargenomen, als zij het ontstaan van tal van nieuwe eilanden vermeldden. Weldra echter dreef die puimsteen weg.

Het Nederlandsch Indische gouvernement zond twee officieren der marine om de veranderingen in Straat Soenda in kaart te brengen. Toen bleek het dat het vaarwater van Straat Soenda niet belangrijk veranderd was, en dat nu de puimsteen zich meer verdeeld had, de nieuwe eilanden, die men eerst had waargenomen, niet bestonden. Hierop is echter eene uitzondering. Tusschen Krakatau en Sebesie, waar de "Loudon" vulkanische riffen had meenen te zien, waren inderdaad twee eilanden ontstaan, die, toen wij er langs voeren, slechts één dag oud waren, en die dus feitelijk van de "Loudon" af ontdekt zijn. Aan die eilanden werd de naam gegeven van Steers-eiland en van Calmeijer-eiland, naar de zeeofficieren, die ze in kaart brachten.

Uit de opname van Straat Soenda kreeg de heer Verbeek den indruk, dat deze eilanden niet uit zee zijn opgekomen door opheffing van den bodem, maar dat zij niets anders waren dan de hoogste, boven zee uitstekende, punten van eene opeenhooping van vulkanische uitwerpselen. Die opname geschiedde op wetenschappelijke wijze, vele weken na de uitbarsting, toen alles in rust verkeerde. De indruk, dien de pas geschapen eilanden Steers en Calmeijer, van de "Loudon" gezien, maakten, toen zij kolommen rook uitstootten, was eene geheel andere. Toen later de opname van Verbeek bekend werd, beschuldigde de heer Emil Metzger in Petermann's Mittheilungen mij van "notorische Unrichtigkeiten". Op mijn vraag, waarin die tastbare onjuistheden bestonden, kreeg ik ten antwoord, dat dit o. a. sloeg op de vulkanische werking, die ik beweerde te hebben waargenomen op de vulkanische klippen tusschen Krakatau en Sebesie.

Toch moet ik nog eens herhalen, dat er van de "Loudon" af werkelijk op acht plaatsen rookkolommen gezien zijn. Men behoeft daarom nog niet te twijfelen aan de juistheid van Verbeek's bewering, dat alleen Krakatau gewerkt heeft. Kan namelijk hetgeen wij zagen niet zijn geweest het ontwijken van stoom uit de eruptie-producten waaruit Steers- en Calmeijer eiland bestonden; een secondair eruptie-verschijnsel, zooals dat op de lavastroomen zon dikwijls plaats vindt?

Uit de opname van Straat Soenda bleek, dat de instorting van Krakatau verbazende afmetingen had, zoodat zij alle vulkanische veranderingen, die ooit in het historisch tijdperk hebben plaats gegrepen, overtreft. Ter plaatse, waar vroeger Krakatau lag, peilde men toch 100 tot 300 meter. Ja, op sommige plaatsen kon met lijnen van 360 meter geen grond gelood worden. Buiten het verdwenen gedeelte van Krakatau is de zeebodem ook belangrijk verdiept. Ook daar vindt men meer dan honderd meter diepte. Het verdwenen gedeelte van Krakatau heeft eene oppervlakte van 28 vierkante kilometer. Naar het Zuiden was Krakatau daarentegen aangegroeid, daar er eene vlakte van ongeveer 5 vierkante kilometer uit eruptie-producten was op gestapeld.

Van de Krakatau-groep was verder het Poolsche Hoedje geheel verdwenen.

Lang-eiland daarentegen was iets groter geworden terwijl Verlaten eiland, dat slechts 4 vierkante kilometer groot was, na de uitbarsting, dank zij de massa's puimsteen, die er waren neergevallen, 12 vierkante kilometer oppervlakte had gekregen. En op de plaats, waar na de uitbarsting, Steers-eiland boven de zee uitstak, was van te voren eene diepte van 36 meter.

Die eilanden Steers en Calmeijer bestonden uit zulke losse en lichte materialen, dat de golven van Straat Soenda en de zeestroomingen er telkens stukken van medenamen. Tijdens de opname van Verbeek in October 1883, dus twee maanden na de uitbarsting, bestond Calmeijer-eiland reeds uit 8 stukken, terwijl Steers-eiland in 3 stukken gespleten was. Eene hevige branding stond steeds tegen die in zee uitstekende punten. Thans zijn de eilanden Steers en Calmeijer reeds sedert eenige jaren verdwenen, alleen is er wellicht nog eene ondiepte overgebleven op de plaats waar ze in 1883 geschapen zijn.

---

Nadat de "Loudon" Krakatau en de nieuw geschapen eilanden verlaten had, zette zij koers naar Anjer. Wij naderen den Java-wal en wel de kust van Bantam. De invloed van Krakatau heeft zich niet alleen tot Sumatra uitgestrekt. Een vreeselijk schouwspel levert de kust van Bantam op. Van Tjaringin tot het oude Bantam is alles eene woestijn gelijk.

Wij liggen weder op de reede van Anjer geankerd, nog geen twee etmalen na ons vertrek op 26 Augustus. Maar er is geen Anjer meer - het is weggevaagd van den aardbodem. Alleen een stomp, de voet van den vroegeren vuurtoren op Java's Vierde punt, is overgebleven en is het eenige grafmonument, dat de grauwe kleur afbreekt van het reusachtige kerkhof, dat zich van het dek der "Loudon" aan onze blikken vertoont. De vuurtoren zelf is verdwenen, maar het stuk van het fondament, dat zich nog boven de vlakte verheft, bewijst de nabuurschap van de reede van Anjer. Eergisteren zagen wij hier bloeiende kampongs, en eene Europeesche vestiging, Nu aanschouwen wij eene effen grijze vlakte. De rivier van Anjer is geheel met specie gevuld. Zelfs geen ruïne is blijven staan, alles is met den grond gelijk gemaakt. Eene meer volkomen verwoesting is niet denkbaar. Een paar bladerlooze boomstammen, aschgrauw van kleur, steken boven de vlakte uit. De zee is overal met drijfhout bedekt.

Het was voor de vele Anjereezen, die den 26sten Augustus aan boord waren gekomen (koelies) ook een treffend schouwspel, toen zij, van af het dek der "Loudon" zagen, dat hunne woonplaats vernietigd was. Waarschijnlijk zijn hunne rijstvelden verwoest, hunne vrouwen en kinderen omgekomen, want van al de kampongs langs het strand is niets gered, Het phlegma den inlander eigen - zijne bijzondere "leukheid" zou men kunnen zeggen - verloochende zich ook hier niet. Men zoude veronderstellen, dat deze arme lieden zeer treurig gestemd moesten zijn, en dat zij zich met alle geweld zouden willen ontschepen om de lijken hunner vrouwen en kinderen te zoeken. Het tegendeel geschiedde echter; zonder eenig zichtbaar blijk van medegevoel met hunne betrekkingen, met hunne vrienden, die als slachtoffers van de overstrooming zijn gevallen, toonden zij een volkomen gebrek aan gevoel en hart. Hunne uitingen drukten meer blijdschap uit over het feit, dat zij zelf den dans ontsprongen waren, dan medelijden met hunne achtergelaten en vermoedelijk omgekomen verwanten. Laten wij echter niet te haastig zijn in ons oordeel. Allicht dwalen wij Europeanen, als wij de gevoelens der Javanen willen begrijpen, als wij hunne uitingen willen verklaren. Wellicht was het bij hen weder die kalme berusting in Gods almachtigen wil, die ons, tijdens het dreigende levensgevaar op de "Loudon", zoo met verbazing maar toch ook met eerbied vervulde: "Anjer is verwoest; God heeft het zoo gewild; Allah hoe akbar - God is groot."

Van het dek van de "Loudon" nam men waar, dat er zich eenige Europeanen bewogen op de plaats, waar eens Anjer was. Kapitein Lindeman meende, dat dit wellicht personen waren, die hulp noodig hadden. Hij ging zelf met eene sloep aan den wal, en droeg het bevel over de "Loudon" tijdelijk op aan den eersten officier, terwijl hij hem toevoegde: "Als er soms, terwijl ik van boord ben, weer zeebevingen of vloedgolven komen opzetten, stoom dan onmiddellijk van de reede van Anjer weg."

Aan wal gekomen ontmoette de gezagvoerder van de "Loudon" den resident van Bantam, Spaan, die, vergezeld van den eerstaanwezend-ingenieur van den waterstaat van der Ploeg en den controleur ten Cate met buitengewone krachtsinspanning van zijne hoofdplaats Serang was gekomen ten einde persoonlijk den toestand van de verwoeste streken op te nemen en dadelijk hulp te kunnen bieden. Deze heeren kwamen aan boord en uit hun mond vernamen wij nadere bijzonderheden over de ramp, die Bantam getroffen heeft. De tijdingen, die wij van hen hoorden, zijn vreeselijk. Duizenden en nog eens duizenden inlanders en ook tal van landgenooten hebben den dood gevonden, en dit treft te meer als men velen van hen gekend heeft.

Ongelukkig Bantam! Nauwelijks waart gij de ellende te boven gekomen, waarin veepest, hongersnood en koortsepidemieën in 1880 en 1881 u gedompeld hadden; thans is de geheele kuststreek van Straat Soenda getroffen door eene ramp zonder weerga, zoo plotseling, dat niet voor velen redding mogelijk is geweest.

Te Anjer hoorde men reeds den 26sten Augustus des middags te twee ure de hevige knallen, die de uitbarstingen van Krakatau vergezelden, en men nam abnormale ebbe en vloed waar in zee. Des avonds te zes ure werd deze waterbeweging sterker; een 25tal prauwen en een schoener, die op de reede of in het havenkanaal liggen werden driftig en bewogen zich met groote snelheid, dan in de eene richting dan in de andere. Men hoort donder en ziet bliksemstralen; de telegraafdraad, die Anjer met Serang verbindt, breekt doordat de schoener er mee in aanraking komt, om half tien 's avonds houden de geluiden op en alleen valt er gedurende den nacht een kleine aschregen.

Eenige bewoners begeven zich 's nachts te één ure nog eens naar het strand en kijken naar hen heen en weer gaan van het water en van de schepen.

Geheel Anjer gaat vervolgens slapen. Men vergunne mij hier eene opmerking. De lezer zal zich waarschijnlijk afvragen hoe het mogelijk is, dat de inwoners gerust kunnen gaan slapen, als er zich toch reeds verschijnselen voordoen, die zoo buitengewoon zijn. Maar de bewoners van Indië nemen zoo dikwijls aardbevingen en onderaardsche geluiden waar, die in verband staan met de vulkanen, dat men zich in deze streken niet zoo gemakkelijk beangst.

Des morgens op den 27sten Augustus te zes ure zijn de beambten van den post- en telegraafdienst bezig met het herstellen van den telegraafdraad. Sommige Europeanen zijn reeds opgestaan en wandelen in nachtbroek of sarong en kabaai over hun erf of nemen een bad in de "mandikamer", gelegen in de bijgebouwen. Anderen zijn nog te bed.

Te half zeven komt de vloed opzetten; men aanschouwt eene donkere watermassa in volzee, deze watermassa beweegt zich voort naar de reede met groot gedruisch. Zij schijnt eene groote snelheid te bezitten. Zij, die haar gezien hebben, vluchten in aller ijl en eenige van hen zijn gered. De meeste bewoners hebben de golf niet kunnen zien aankomen, anderen hebben niet den noodigen tijd om te vluchten. Het water stijgt en overstroomt de stad.

---

Plotseling trekt het water zich terug, en sleept mannen, vrouwen en kinderen mede naar zee. Alles is weder opnieuw kalm en stil, men ziet slechts overblijfselen van schepen, bruggen, huizen, takken en lijken. Dit is slechts het voorspel. Een zware aschregen begint. De personen, die gered zijn en waarvan sommige gewond zijn, scheppen weder adem. Van geheel Anjer is slechts het fort, de gevangenis, de woning van den patih en de "kawedanan" (huis van het districtshoofd) over.

De echtgenoote van den assistent-resident van Anjer was juist in de badkamer met haar kindje, toen de golf haar bereikte, zij wordt door het water uit de badkamer geworpen, zij ziet haar echtgenoot verdwijnen, terwijl ze haar kind in de armen heeft.

Verscheidene malen wordt haar kind haar ontnomen door de golven, elke keer doet zij bovenmenschelijke pogingen om het kind weer te grijpen. Eindelijk verdwijnen de wateren, zij is gered, zij houdt haar kind nog vast en vlucht ..... maar haar kind sterft in hare armen, zij heeft slechts een lijk gered en haar echtgenoot is voor altijd verdwenen. Twintig minuten van Anjer werd een graf gedolven en daar werd het kindje begraven.

Er was te Anjer een hotel, dat dichtbij de zee gelegen was. De opzichter van den waterstaat H. J. van Rosmalen, en de havenmeester P. T. M. van Leeuwen, die in dat hotel logeerden, zijn verdwenen met al de bewoners van het hotel en het hotel zelf.

Alleen eene jonge dame, de dochter van de hotelhoudster Mevrouw Schuit, heeft zich kunnen redden, nadat zij hare moeder had zien verdwijnen. Nu treedt te 10 ure de duisternis in na een ontzettenden knal vergezeld door den orkaan en den modderregen De arme inwoners, die de ramp overleefden en die alles verloren hebben, zijn in een vreeselijken toestand. Zij trachten te vluchten. Maar niemand ziet den weg en men loopt de kans van gedood te worden door de boomen, die aanhoudend vallen, geknakt als ze zijn door het gewicht van de modder.

In die duisternis hoorde men plotseling een groot gekraak. Het was de grootste van alle vloedgolven, die, door niemand aanschouwd, tot niet minder dan 36 M. hoogte opliep, de overige gebouwen van Anjer medenam, den vuurtoren afknapte en ten slotte stukken koraal, uit zee medegevoerd, op het strand achterliet, waarvan er één een gewicht had van minstens 400,000 kilogrammen.

De gevangenis is verdwenen met alle bewoners, gevangenen zoowel als bewakers.

De schoone assistent-residentswoning, het postkantoor, het fort, de scholen, de Chineesche kamp, de inlandsche kampongs, de huizen der inlandsche hoofden - alles is weg. Een stinkend moeras is het eenige, wat men ziet: zelfs de plaats, waar Anjer eens lag, is niet geheel terug te vinden, want de teruggaande golf heeft een heel stuk uit de vlakte van Anjer weggehapt. 14 Europeanen en 7600 inlanders zijn omgekomen.

Tusschen Anjer en Tjaringin lagen aan zee de dorpen Sirih, Pasaroeran, Tadjoer, en Tjerita - zij bestaan niet meer. Te Tjaringin is de ramp op dezelfde wijze geschied als te Anjer, zoodat het onnoodig, is hierover uit te wijden. De vlakte, waarin Tjaringin lag, was anderhalve kilometer breed. Weinigen slechts ontkwamen aan den vloed. Geen enkel gebouw, geen enkele boom is blijven staan; talrijke lijken zijn blijven liggen tusschen overblijfselen van huizen en boomen. De wegen bestaan niet meer. In het Europeesche gedeelte zijn alle huizen in zee gespoeld. In de geheele afdeeling zijn 12000 slachtoffers. De assistent-resident Jhr. J. A. 0. van den Bosch, de controleur P. Schalk, en de 1e luitenant bij de topographische opnemingsbrigade A. T. Dessauvagies zijn verdwenen.

De slachting te Tjaringin aangericht onder de inlandsche aristocratie, doet ons denken aan een oud-testamentisch wraakgericht.

Den 26sten Augustus 1883 werd er in de kaboebaten (regentswoning) te Tjaringin, ten huize van den regent van het wester-regentschap van Bantam, raden toemenggoeng Djaja Negara een schitterend familiefeest gevierd. In het geheel waren er 55 familieleden van den regent aanwezig. Behalve de eigen vrouwen en kinderen van Djaja Negara herbergde de kaboepaten dien dag ook de kinderen van zijn overleden broeder raden Soeleiman.
Meer over Karta Nata Negara (1790-1879).
De vader van den regent van Tjaringin en van raden Soeleiman was de eens zoo machtige regent van Lebak raden adipati Karta Nata Negara, de bekende hoofdpersoon uit den "Max Havelaar", die de buffels stal van de ouders van Saidjah en Adinda. Zijne afstammelingen vierden nu voor het laatst feest. De vloedgolf van Krakatau nam de geheele regentswoning mede. Zij verdween en met haar de geheele familie van Djaja Negara. Geen enkele der 55 aanwezige verwanten ontkwam.

PandeglangBezoek Pandeglang.

Zoo eindigde het geslacht van raden adipati Karta Nata Negara, den gevreesden tiran van Rangkas-Betoeng. Want wel leven er nog twee zoons van den Lebakschen regent: raden Idroes, die als ontslagen ambtenaar in Lebak leeft en raden Moesa thans assistent-wedama van Tjoeroeqbarang in 't regentschap Pandeglang; maar zij munten uit door onbeduidendheid. Van tijd tot tijd plaatst de regeering ze in ondergeschikte betrekkingen. Gewoonlijk worden ze dan al spoedig aangeklaagd door de bevolking, wegens knevelarij gestraft, en, als dat niet helpt, ontslagen.

De eenige zoon van den adipati, die het ver gebracht had in de wereld, was de regent van Tjaringin. Op zijne zonen zou nog een deel overgaan van den luister, die den ouden adipati van Lebak eens omstraalde.

Maar nu is het uit met het oude regentengeslacht van Lebak, volgens de merkwaardige wet, die op Java heerscht, dat de adel van geboorte in rang daalt naarmate de descendent verder afstaat van dengene, die zijn geslacht verheven heeft boven zijne landgenooten. De kleinzoons van regenten genieten slechts weinig eerbied meer van de zijde der bevolking; de oude adel houdt alleen waarde, als de drager zelf er weder in slaagt eenigen ambtstitel te bemachtigen. De afstamming van de kruisridders alléén, waar onze Westersche oude geslachten zoo trotsch op zijn, zou bij de Javanen geen reden tot zelfverheffing zijn.

---

De inlandsche hoofden der afdeeling Tjaringin deelden het lot van hun regent, de patih werd teruggevonden zonder hoofd; de "wedana kota", dat is het districtshoofd ter hoofdplaats, verdween met vrouw en kinderen. De onder-collecteur, de ambtenaar, die de landrente int, vergrijsd in den dienst van het Nederlandsch Indische gouvernement, was door geene smeekingen te bewegen de geldkist te verlaten, die hij bijna een halve eeuw beheerd had. Hij wachtte het gevaar af, gezeten op die geldkist en vond daar den dood.

---

De tocht, dien de Bantamsche heeren uit Serang achter zich hadden, toen zij te Anjer werden opgenomen in de sloep van kapitein Lindeman, was niet gemakkelijk geweest; de postweg was op sommige plaatsen geheel verdwenen, terwijl er hier en daar bepaald kluwens lagen van dooreengewoelde fragmenten van boomen en huizen, waartusschen soms lijken uitstaken. Gaarne nam dan ook de resident van Bantam, die naar Serang terugwilde, het aanbod aan van kapitein Lindeman om hem in de Bantambaai bij het oude Bantam aan wal te zetten.

Daardoor hadden wij de gelegenheid nog verdere gevolgen van de uitbarsting te zien. De eilanden van Straat Soenda hebben in de verwoesting gedeeld. Zij zijn kaal; alle plantengroei is verdwenen. Wij verkennen het eiland Dwars-in-den-Weg. Volgens de berichten, die de resident van Bantam medebracht, was dit eiland in 5 stukken gespleten. Ook de passagiers van de "Loudon" zagen, zooals ik in Sept. 1883 schreef: "dat thans Dwarsin-den-Weg uit 5 stukken bestaat, tusschen welke de wateren der zee rustig vloeien."

Toch was onze indruk onjuist, hoewel alle schepen, die in die dagen door Straat Soenda voeren, hetzelfde opmerkten. Toen de heer Verbeek, 2 maanden na de eruptie, zijn tocht deed naar de kustlanden van Straat Soenda, kon hij door de hevige branding wel is waar niet landen op Dwars-in-den-Weg, maar hij slaagde er toch in dicht genoeg bij het eiland te komen om vast te stellen, dat Dwars-in-den-Weg nog uit één stuk bestaat. Beschouwt men de beide prachtig uitgevoerde gekleurde teekeningen van het album in Verbeek's Krakatau, die een gezicht op Dwars-in den-Weg voorstellen, dan krijgt men echter eveneens den indruk, dat men verschillende stukken land, niet dien, dat men één eiland voor zich heeft. De heer Verbeek merkt zelf hieromtrent op, dat de zee aan de Zuidzijde van het eiland tot 85 M. hoogte is opgeloopen, dat de zee over de lagere gedeelten van het eiland van Zuid naar Noord is gestroomd en daarbij alle planten en boomen heeft medegesleept.

Hij voegt er het volgende bij:

"Daar de lage gedeelten, op eenigen afstand uit zee gezien, achter de kruin duiken, ziet het eiland er dan uit, alsof het uit verschillende stukken bestaat, waardoor het bericht verklaard wordt, dat Dwars-in-den-Weg in 5 stukken gespleten zoude zijn. Komt men naderbij, dan ziet men dat de hoogere gedeelten door de lagere nog steeds tot één samenhangend eiland zijn verbonden."

Ik zou deze zaak hier niet releveeren, ware het niet om een persoonlijk feit.

In October 1883 zond ik uit Padang een opstel over de uitbarsting van Krakatau naar Frankrijk, hetgeen gepubliceerd werd onder den titel "Le desastre de Krakatau", in het "Bulletin Mensuel de la Sociétè Scientifique Flammarion" à Argentan, en in "la Nature." De heer Verbeek zegt in zijne "aanteekeningen" (No. 140) over dit opstel:

"Dit verslag geeft een vrij goed overzicht van de eruptie, maar het bevat de oude onjuistheden over het verdwijnen en ontstaan van eilanden, die de eerste verwarde courantenberichten gaven."

Dat ik Dwars-in-den-Weg, in 5 stukken heb laten splijten is, dunkt mij, zeer vergefelijk. Toen ik dat schreef had de Heer Verbeek zijn tocht nog niet gedaan en, als men ziet, dat, twee maanden na de eruptie, het eiland er op zijne teekeningen nog uitziet, als of het verbrokkeld was, dan zal men zich kunnen begrijpen hoe veel sterker onze indruk van dit feit was, op een tijdstip toen één etmaal geleden de wateren over de lage gedeelten van Dwars-in-den-Weg heen gespoeld waren.

Gaarne wil ik echter bekennen, dat ik ten onrechte vermeld heb, dat het eilandje Tempoza bij Merak verdwenen was. Door de vele drijvende puimsteenvelden, de massa's drijfhout en de stukken, die van de kust versch waren afgekapt, onder den vollen indruk zijnde van het gebeurde, was het vrij wat moeilijker zich goed te oriënteeren in Straat Soenda op de "Loudon", dan twee maanden daarna, toen de puimsteenvelden niet meer den indruk maakten van eilanden, toen de kust er weer meer normaal uitzag en toen eene expeditie, voorzien van alles wat zij noodig kon hebben, op wetenschappelijke wijze onder de uitstekende leiding van Verbeek werd uitgezonden.

Wat wij van de "Loudon" waarnamen, waren slechts losse indrukken; de opname van Verbeek is een monument! Maar welke vreeselijke impressie van verlatenheid en verwoesting ook de platen van zijn Krakatau-album maken, toch gaven zij mij niet den aanblik van de kusten en eilanden terug, zooals wij die zagen van af de "Loudon", toen de verwoesting vóór één etmaal geschied was. Het landschap had toen iets bovenaardsch, iets "niet van deze wereld." Want niet alleen, dat men langs elk eiland de eigenaardige streep zag tusschen de 20 en 40 meter hoogte, die de grens aangaf van de totale vernietiging door het water teweeggebracht. Maar daarboven, hooger dan het hoogste gebergte, werd de achtergrond gevormd door het gebied van den asch-, modder- en puimsteenregen, ook dáár was toen geen spoor van plantengroei te zien; de boomen waren geknakt door de modder en alles was aschgrauw van tint! Door de hevige regens, die in de dagen na de uitbarsting plaats vonden, verdween asch en modder, en de weelderige groeikracht der tropen deed weer menig groen knopje uitspruiten op plekken, waar alles even doodsch en grijs was als langs de onherbergzame stranden van de Roode Zee.

Zooals wij Straat Soenda zagen - daarvan kan zelfs het schoone album van Verbeek's Krakatau geen denkbeeld geven.

---

Na Dwars-in-den-Weg aan bakboord voorbij gevaren te hebben, naderen wij aan stuurboord het kleine eilandje Poeloe Merak. Op dat eilandje was een dynamietmagazijn, ten behoeve van den dienst der Bataviasche havenwerken te Tandjong Priok. Tegenover dat eilandje Merak ligt op den Javawal vlak aan zee, de kampong Merak. De trachietrotsen, die hier tot vlak bij zee doorloopen, hebben het materiaal uitgemaakt voor de havendammen van Tandjong Priok.

De steenbrokken werden uit het gebergte met dynamiet losgemaakt en door zwevende kabels vervoerd. Langs den voet van het gebergte liep eene spoorbaan. De steenbrokken werden daar in wagons geladen, die door een locomotief op een steiger of aanlegplaats werden gebracht, vanwaar ze door middel van stoomkranen konden geladen worden in hopperbarges.

Het huis, bewoond door den eerstaanwezend-ingenieur te Merak, A. C. Nieuwenhuys, stond op een heuvel van 11 meter hoogte, vanwaar men een prachtig gezicht had op het etablissernent; der havenwerken, op de kampong en op de heerlijke Straat Soenda met hare eilandjes. De heer Nieuwenhuys was den 25sten Augustus naar Batavia vertrokken ten einde zijn echtgenoote op te zoeken, die aldaar vertoefde. Daardoor is dit gezin gered. Want de wateren van Straat Soenda stegen te Merak tot 30 M. boven het gewone peil der zee. Het geheele personeel, dat te Merak vertoefde, kwam jammerlijk om. De chef-mijnwerker K. A. Naumann met echtgenoote, de opzichter H. B. van Diest met echtgenoote, de opzichter J. Kaal, de machinist S. C. van Essen met vrouw en 4 kinderen, de magazijnmeester J. S. Townsend met kind, allen verdwenen. De inlandsche werklieden, timmerlieden, machinisten, smeden, bankwerkers, stokers en koelies, te zamen 169 in getal, benevens 14 mandoors (inlandsche koelie-opzichters), de meesten met vrouwen en kinderen, werden zonder één spoor na te laten medegesleurd door de golven.

Toen de heer Nieuwenhuys den 28sten Aug. te Merak kwam, was er niets meer over, noch van zijn huis, noch van het etablissement, noch van de kampongs.

Locomotieven waren als blik gedeukt, en spoorstaven als papier samengevouwen.

---

Na een laatsten blik op Merak, varen wij Punt St. Nicolaas om en zetten den resident Spaan in de Bantambaai aan land. De bestemming van de "Loudon" is de Westkust van Sumatra. Wederom zet de gezagvoerder koers naar het Westen. Ten derden male dus door Straat Soenda en langs Krakatau - en wee ons, als er weder eene uitbarsting, komt! Want driemaal is scheepsrecht, wij zouden er dan zeker niet levend zijn afgekomen.

Maar de wereld van Vulcaan is geheel in rust. Krakatau rust op zijne lauweren. Het is wèl geweest.

Pour la bonne bouche in den nacht van 28 tot 29 Augustus nog wat aschregen - en wij zijn eindelijk in den Indischen Oceaan. De eerste haven, die de "Loudon" aandoet is Kroë of "Krooi", zooals de Hollandsche matrozen zeggen. Wij praaien daar de stoomboot van de Nederlandsch Indische Stoomvaart-Mij. "Graaf van Bylandt", die van Padang komt met het plan Straat Soenda in te gaan. Nadat kapitein Lindeman den gezagvoerder het een en ander verteld heeft over de verwoesting van Straat Soenda, vervolgt de "Bylandt" hare reis.

Te Kroë heeft men geen vloedgolven waargenomen. Maar daarentegen heeft men in de richting van Krakatau van 26 Augustus 's middags te 3 ure kanonschoten, luchttrillingen, schokken en donder gehoord tot 28 Aug toe.

Ook hier is de zon geheel verduisterd geweest; terwijl de thermometer van den controleur Dr. D. W. Horst des middags daalde tot 73° Fahrenheit. Ook is er veel asch gevallen. De kust ziet er uit als een Hollandsch landschap, waar eenige sneeuw gevallen is. Maar het is ons eene verademing weer aan zee dorpen te zien liggen, die niet verwoest zijn.

Den volgenden dag zijn wij te Benkoelen, alwaar wij vernemen, dat men van de uitbarsting ongeveer evenveel gemerkt heeft als te Kroë.

Alleen heeft men te Benkoelen een bijzonder hoogen vloed opgemerkt, die voorafgegaan werd door eene buitengewoon lage ebbe, die zoo gauw afliep, dat visschen, schildpadden en zeekalven op het droge achterbleven. Hoe verder Noordelijk, des te minder schade heeft het natuurverschijnsel aangericht. Allen echter, die wij spraken, waren het er over eens, dat gedurende minstens een etmaal telkens een geluid als van een kanonschot was gehoord.

Zeer vreemd is het zeker, dat aan boord van de "Loudon" van dit geluid niets gehoord is, terwijl zij toch tijdens de uitbarsting in het centrum van werking was.

Den 30sten Augustus komt de "Loudon" op de reede van Padang. Wat zijn wij allen dankbaar, dat wij er heelhuids zijn afgekomen!